↓ Download dit artikel
De weg omhoog en omlaag is één en dezelfde.
Heraclitus, Fragmenten
Dit onderzoek probeert helderheid te krijgen over het verband tussen het uitbreken van oorlogen wereldwijd vanaf 1700 en de Cyclische Indicatie van Barbault. Voor meer onderscheid wordt de cyclische indicatie aangevuld met twee sub-indicaties.
De aldus verkregen drie indicaties worden respectievelijk de Jupiter-, Saturnus- en Uranusgolf genoemd, ieder met zijn eigen ritme, uniek voor de planeten waarnaar ze zijn genoemd.
Een lijst van 61 grote oorlogen wordt gepresenteerd, voorzien van fase noteringen voor elk van deze drie golven. Het resultaat is het ‘Catastrofe Effect’: hoe erger de oorlog hoe sterker het verband met alle drie de golven.
De grote oorlogen tussen 1500 en 1700 worden toegevoegd als aanvulling op dit onderzoek. Vervolgens wordt het catastrofe effect nogmaals geïllustreerd met voorbeelden uit de geschiedenis, vanaf de ondergang van het Assyrisch wereldrijk.
Tot slot wordt het materiaal nog eens getoetst door middel van een test, voorgesteld door professor Suitbert Ertel.
Ook de relatie tussen mundane astrologie en historicisme (Popper) wordt behandeld.
Inleiding
Dit onderzoek werd voor het eerst gepubliceerd in 1993 onder de titel ‘Golven en oorlogen, 1700 – 1992’ (Symbolon nr. 4, 1993, Amstelveen, The Astrological Journal nr. 5, 1993, Engeland en Astrologie in onderzoek nr. 1, zomer 1993, Diemen). Deze laatste liet het beoordelen door drie referenten. De redactie vond het een interessante observatie maar kon zich niet verenigen met mijn conclusie. Ze was van mening dat het op louter toeval kon berusten. Een diepe stilte volgde waarna dit onderzoek in de vergetelheid is geraakt.
Ik begon dit onderzoek met de bedoeling een kwantitatief bewijs te leveren voor mijn planetair cyclische geschiedschrijving, gepubliceerd in 1986, onder de titel “Golven, Planetaire invloeden op de beschaving, 600 v.C – 2000 A.D.”. Een samenvatting van dit boek, in vier afleveringen, verscheen in de Astrological Journal (Doolaard 1990-91). Een Engelse vertaling was in voorbereiding en zou uitgegeven worden door de Urania Trust, op initiatief van Charles Harvey, toen voorzitter van de Engelse Astrological Association, die enthousiast was over mijn werk (zie “Mundane Astrology”, tweede editie 1992, pagina 218, ref. 55). Door zijn voortijdig overlijden en andere omstandigheden buiten mijn wil, is dat er niet van gekomen.
In 1992 kon ik noteren: “Nu de democratieën in opmars zijn, vooral sinds het wegsmelten van de communistische regimes, kunnen we weer enige hoop koesteren, want de geschiedenis leert dat democratieën heel wat minder bloeddorstig zijn dan totalitaire regimes.” Sinds 2003 weten we dat ook moderne democratieën er niet voor terugdeinzen om op grond van gefabriceerde informatie een oorlog te beginnen, waarmee de zorgvuldig opgebouwde internationale rechtsorde opzij wordt gezet. Zowel de Golfoorlog van 1991 als de invasie van Irak in 2003 braken uit aan het begin van de dalende fase van de Cyclische Indicatie.
De volgende tekst is gelijk aan die van 1993, ingekort waar mogelijk en bijgewerkt tot heden. Daarna volgt een aantal aanvullende toetsen en commentaren.
Cycli = tijd
Onze tijdrekening is gerelateerd aan de draaiing van de aarde om haar as en aan haar omwenteling rond de zon. Het is slechts een volgende stap om dit uit te breiden tot alle planeten van ons zonnestelsel.
Kenmerkend is de rondgaande beweging, de cyclus, niet als Eeuwige Herhaling van Hetzelfde want alles beweegt in het heelal.
Zoals een etmaal verdeeld is in een dag- en een nachthelft en een jaar in een zomer en een winter, zo kunnen we een cyclus van 2 planeten onderscheiden in een uitgaande helft (van conjunctie tot oppositie) en een ingaande helft (van oppositie tot conjunctie), elk met een eigen karakter.
De cyclische visie op tijd is al heel oud, vermoedelijk zo oud als de menselijke waarneming. In de Griekse klassieke tijd werd die visie nieuw leven ingeblazen door o.a. Pythagoras, Heraclitus, Empedocles en vooral Plato, en latere denkers.
De herwaardering van cycli in de astrologie, met aanwijzingen voor directe praktische toepassing, is van jongere datum.
In het Nederlands taalgebied werd voor het eerst gepubliceerd over cycli van planeetparen, binnen een psycho-sociale context, door Th.J.J. Ram (1935). Die had het van zijn vriend Thierens (1933). Het voornaamste element daarin bestond uit het onderkennen van een kwalitatief en dynamisch onderscheid tussen de uitgaande- en de ingaande helft.
Het eerste (zeer briljante) artikel van André Barbault dat ik las (1963) beschreef o.a. de opeenvolging van historische gebeurtenissen van b.v. de Sovjet Unie aan de hand van de opeenvolging van aspecten tussen Saturnus en Neptunus. Dus wel cyclisch maar zonder nadrukkelijk kwalitatief onderscheid tussen uitgaande en ingaande aspecten. Barbault schreef me dat hij Ram ooit heeft ontmoet (‘un charmant homme’).
Ook uit het Engelse taalgebied kennen we belangrijke bijdragen op cyclisch gebied, met name van Dane Rudhyar (1971). En, niet te vergeten, de filosofische en praktische beschouwingen van Michael Baigent, Nicholas Campion en Charles Harvey in “Mundane Astrology” (1984). Van groot belang is ‘The Great Year’ van Nicholas Campion (1994), een inventarisatie van bijna alle opvattingen over tijd in de westerse geschiedenis.
Het is echter te danken aan een lumineuze inval van de Franse astroloog Henri Josèphe Gouchon, (Barbault 1973, 1979, Harvey 1984) en aan de herontdekking en verbreiding daarvan door André Barbault, dat het cyclisch concept met vrucht gebruikt wordt door een aantal mundane astrologen.
De cyclische indicatie
Tijdens de Tweede Wereldoorlog brak Gouchon, evenals Barbault, zich het hoofd over het probleem dat gebleken was dat geen enkele astroloog de catastrofe van de Tweede Wereldoorlog had zien aankomen (Harvey 1984).
Gouchon kwam toen op het idee om voor 21 maart van elk jaar de zodiakale afstanden te berekenen van de 10 cycli die de 5 buitenste planeten (dus van Jupiter t/m Pluto) met elkaar aangaan. Deze 10 zodiakale afstanden, gemeten in graden, telde hij bij elkaar op. Dat deed hij voor elk jaar en zette de aldus verkregen uitkomsten in een grafiek. Door deze punten met elkaar te verbinden, ontstaat er een golflijn die de gemiddelde beweging weergeeft van de gezamenlijke cyclische fase van deze 5 buitenplaneten. Deze golfbeweging wordt altijd gedomineerd door de snelste planeet, in dit geval Jupiter. Gaat de lijn naar beneden dan is Jupiter op weg naar zijn conjuncties met de langzamere planeten (ingaande, of dalende fase), gaat de lijn omhoog dan beweegt Jupiter zich naar opposities (uitgaande, of stijgende fase). Gouchon noemde dit de ‘indice de concentration des planètes lentes’. (Barbault 1973). Het viel hem al snel op dat zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog zich afspeelden gedurende de dalende fase van deze cyclische indicatie. Op grond daarvan voorspelde hij dat er vóór 1950 geen grote oorlog zou uitbreken. In 1950 begon de Korea-oorlog (Harvey 1984).
Die astrologen die tot nu toe de cyclische indicatie bestudeerd hebben (Barbault 1973, 1979, Harvey 1984), zijn het met elkaar eens dat deze een goede indicatie geeft voor de mate van stabiliteit in de internationale economische en politieke verhoudingen.
De recente geschiedenis illustreert dat voortreffelijk. Gedurende de tweede helft van de jaren 70, tijdens de neergaande fase van de cyclische indicatie, kwam er een eind aan de ‘verlichte’ periode van de ‘Sixties’ en raakte de economie geleidelijk in het slop door inflatie, faillissementen en snel toenemende werkeloosheid. Tevens verslechterden de internationale verhoudingen ten gevolge van de ‘killing fields’ in Cambodja, de fundamentalistische revolutie in Iran, de invasie van Russische troepen in Afghanistan en de oorlog tussen Irak en Iran. Het was een tijd van groot cynisme en moedeloosheid.
Pas gedurende ’83/’84 als de cyclische indicatie stijgt, trekt de economie weer geleidelijk aan. Ook de internationale spanningen verminderen, vooral na het aantreden van Gorbatsjov die zich inspant voor hervormingen (glasnost en perestrojka). Aangekomen bij de golftop van ’89/’90 leidt dit tot de ineenstorting van de Oost-Europese communistische dictaturen (voorspeld door Barbault in een artikel gepubliceerd in 1955! (Barbault 1990), met daarna de desintegratie van de Sovjet Unie, terwijl tegelijkertijd wereldwijd de politieke situatie (Golfoorlog) snel verslechtert. Gedurende de daaropvolgende stijgende fase (vanaf 1996) nam de welvaart toe, verminderde de werkeloosheid en rezen de beurskoersen de pan uit, vooral door het succes van de technologie fondsen (de Nieuwe Economie).
Tijdens de oppositie van Jupiter met Pluto in 2000 crashten de beurskoersen en met de oppositie van Saturnus met Pluto in 2001 kwam er een eind aan de internationale politieke stabiliteit met de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon. Nu, met de dalende Cyclische Indicatie (vanaf 2003) ziet de internationale situatie er niet gezond uit.
Het onderzoek
De bedoeling is dat we de cyclische indicatie van de laatste drie eeuwen vergelijken met de oorlogen die in dat tijdvak hebben plaatsgevonden.
De vooronderstelling luidt dat de opwaartse fase een periode markeert van overwegend optimisme, relatieve stabiliteit, creativiteit en groei. De neerwaartse fase correspondeert met een periode van involutie, destructie, pessimisme, verwarring en relatieve chaos.
Hoewel dit een wat vereenvoudigde voorstelling van zaken is, kunnen we er juist in dit onderzoek goed mee uit de voeten.
De vraag is nu of het uitbreken van oorlogen dit beeld bevestigt, want als deze vooronderstelling juist is dan breken er meer-, of ergere oorlogen uit tijdens de neerwaartse dan tijdens de opwaartse fase van de cyclische indicatie.
De golven
Allereerst zult u willen weten hoe de grafiek van de cyclische indicatie (fig. 4) tot stand is gekomen. Deze wijkt enigszins af van wat u gewend bent te zien, omdat ik ook de cyclische indicaties weergeef van Uranus en Saturnus. Het waarom zal verderop duidelijk worden.
Alle berekeningen zijn gemaakt voor 21 maart van elk jaar.
We nemen 2000 als voorbeeld en beginnen met de cyclische indicatie van Uranus. Daartoe berekenen we eerst de afstand (hoek) tussen Pluto en Neptunus, deze bedroeg 53 graden. Daarbij tellen we de afstanden van Uranus-Pluto en Uranus-Neptunus. De grafiek begint bij 100 graden; we zetten voor Uranus een punt bij 132.
Voor de cyclische indicatie van Saturnus nemen we dit getal als uitgangspunt en tellen daarbij op de afstanden van Saturnus-Pluto, Saturnus-Neptunus en Saturnus-Uranus. Voor Jupiter doen we daarna hetzelfde. Dat komt er dan als volgt uit te zien:
Deze berekening maken we voor alle 300 jaren en zetten de punten uit in een grafiek. Omdat de term cyclische indicatie elke keer een hele mond vol is, spreek ik in het vervolg over de Uranusgolf, de Saturnusgolf en de Jupitergolf.
Aan deze grafiek kunt u zien hoe de Uranusgolf de Saturnusgolf omhoog stuwt en hoe die op haar beurt de toppen en dalen van de Jupitergolf versterkt of verzwakt.
De oorlogen
Ik beschik over twee lijsten oorlogen. De eerste, samengesteld door de Franse historicus Bouthoul (1976) ontving ik van Barbault. Deze lijst liep van 1740 tot 1974. Dus was ik nog niet tevreden en nam uiteindelijk contact op met het Nederlandse Polemologisch Instituut van de Universiteit van Groningen en met het Centrum voor Onderzoek naar Sociale Conflicten van de Leidse Universiteit. Zij gaven me alle noodzakelijke data zodat ik eindelijk mijn studie kon afronden.
De lijst die ik gebruik: “Wars and War-Related Deaths, 1500-1990”, is samengesteld door William Eckhardt, Research Director of the Lentz Peace Research Laboratory, en gepubliceerd in “World Military and Social Expenditures 1991”.
Daarin worden voor de periode 1700 – 1991, 491 oorlogen vermeld die 1000 of meer doden hebben gekost. In al deze oorlogen kwamen ongeveer 135.000.000 mensen om het leven. Stelt u zich even voor, dat is net zoveel als de totale bevolking van Europa tijdens het midden van de 18e eeuw, of de huidige bevolking van de Britse eilanden, Frankrijk en Nederland te samen. Leggen we de begindatum van al deze oorlogen naast de cyclische indicatie, dan zien we het volgende:
Aantal oorlogen: 491
Beginnend tijdens Jupiter-fase: -241 +250
Beginnend tijdens Saturnus-fase: -268 +223
De getallen achter het minteken en het plusteken hebben betrekking op het aantal oorlogen dat uitbreekt tijdens de dalende Jupitergolf (minfase), en tijdens de stijgende Jupitergolf (plusfase). De verschillen zijn niet erg groot en vallen binnen de toevalsverwachting.
Er is dus geen relatie tussen de cyclische indicaties van Jupiter en Saturnus en de aantallen oorlogen die uitbreken. Dat weten we nu. Om deze kennelijke onverschilligheid te doorbreken besloot ik de oorlogen te verdelen in 3 categorieën:
- Kleine oorlogen met een dodental tussen 1000 en 10.000 | aantal: 296
- Oorlogen met een dodental tussen de 10.000 en 100.000 | aantal: 124
- Grote oorlogen met een dodental boven de 100.000 | aantal: 71
Hier zien we dat oorlogen uit de eerste twee categorieën iets vaker uitbreken tijdens de uitgaande, stijgende fase dan tijdens de ingaande, dalende golfbeweging. Ook deze verschillen vallen binnen de toevalsverwachting.
We gaan nu over naar de grote oorlogen.
De grote oorlogen
De plussen en minnen onder de planeten geven de fase aan waarin de verschillende golven verkeren. Onder Uranus ziet u twee noteringen. De eerste is voor de fase met Pluto, de tweede voor de fase met Neptunus.
Bij de 61 grote oorlogen die u hier verzameld ziet, liggen de verhoudingen veel duidelijker. Daarvan breken er 40 uit tijdens de dalende en 21 tijdens de stijgende fase van de Jupitergolf. Dat is een verhouding van 2:1.
Dezelfde verhouding geldt voor de Saturnusgolf.
Ook breken er 4 maal vaker oorlogen uit tijdens de gelijktijdige dalende fase van de Jupiter- en de Saturnusgolf, dan in het tegenovergestelde geval (26:6).
Vergelijken we echter de aantallen doden die vallen in oorlogen die beginnen tijdens de dalende fase met die beginnen tijdens de rijzende fase van de Jupitergolf, dan komen we op een verhouding van 12:1. Omdat deze groep van grote oorlogen verantwoordelijk is voor 92 % van het totaal aantal doden uit alle oorlogen, beschouw ik dat als een buitengewone uitslag.
Van deze groep sneuvelen 66 % (85.250.000) mensen in 9 % van de tijd (27 jaar) in oorlogen die beginnen wanneer Jupiter, Saturnus en Uranus alle drie tegelijkertijd ingaand zijn, hetgeen 27 maal zoveel is als in het tegenovergestelde geval.
Mega-oorlogen
Het wordt nog interessanter wanneer we uit bovenstaande lijst die oorlogen lichten die een miljoen of meer doden hebben veroorzaakt, de mega-oorlogen. Op onderstaand lijstje ziet u dat deze verschrikkelijke oorlogen 82 % van het totaal aantal doden hebben geëist. (Alle getallen zijn duizendtallen).
De cyclische indicaties voor deze groep zien er als volgt uit:
Een overweldigende meerderheid van deze 22 mega-oorlogen breekt uit tijdens de dalende fase van alle golven en groepen golven.
Op twee na zijn al deze mega-oorlogen uitgebroken tijdens de dalende Jupitergolf, waarbij 36 maal zoveel doden vielen als in de 2 mega-oorlogen die uitbraken tijdens de opwaartse fase. Omdat deze groep oorlogen verantwoordelijk is voor 82 % van alle doden uit ons onderzoek, is ook hier sprake van een niet mis te verstane uitslag.
Golf-versterking
Zo ziet u waarom ik niet alleen de cyclische indicatie voor Jupiter weergeef, maar ook die voor Saturnus en Uranus.
Als je een historicus vraagt welke gebeurtenissen de grootste bedreiging hebben gevormd voor de continuïteit van de Europese beschaving gedurende de laatste drie eeuwen, dan zal hij ongetwijfeld antwoorden: de Napoleontische oorlogen (1803-1815) en de twee Wereldoorlogen.
Deze drie rampen hebben met elkaar gemeen dat ze uitbraken tijdens de dalende golffasen van Jupiter, Saturnus en Uranus tegelijkertijd! Bijna teveel voor ons scheepje.
Dit laat zien dat deze golven, bij gelijke fase, elkaar uitermate versterken en het sluit naadloos aan bij overeenkomstige bevindingen in de onderlinge cycli van Pluto, Neptunus en Uranus (Doolaard 1986, 1991-2).
Van de Pluto-Neptunus cyclus herinneren we ons dat in de periode tussen het einde van de lang durende ingaande driehoek en het begin van het daaropvolgend langdurend uitgaand sextiel van deze cycli (de laatste maal tussen 1793 en 1943, dus vanaf het Schrikbewind tot het keerpunt in de Tweede Wereldoorlog) de beschaving door een diep dal ging. Dat is vijf maal eerder gebeurd, om de 500 jaar, hetgeen elke historicus kan bevestigen.
Evenzeer zijn we alle vijf deze keren dit diepe golfdal in de Pluto-Neptunus cyclus te boven gekomen ten tijde van het daaropvolgend langdurend uitgaand sextiel. In onze geschiedenis corresponderen al deze perioden met vruchtbare culturele oplevingen die namen hebben gekregen voorzien van het predikaat klassiek of renaissance. En dat vanaf de Gouden eeuw van Pericles! (Doolaard, 1986, 1990-1, 1997).
Het catastrofe-effect
Maar we blijven bij ons onderzoek. We zien dan duidelijk dat hoe verschrikkelijker de oorlogen, hoe vaker die uitbraken tijdens de dalende fase van de drie golven.
Grote Europese oorlogen
Het feit dat er 2 x zoveel grote oorlogen uitbreken tijdens de neergaande- dan tijdens de opgaande Jupiterfase, betekent dat we toch ook tijdens de opgaande fase op onze hoede moeten zijn. Dat is in strijd met onze ervaring. Ik heb gekeken hoe dat komt.
Op de lijst van 61 grote oorlogen komen er 19 voor die zich in Europa afspeelden. Deze zijn op die lijst aangegeven met 2 punten achter het nummer.
Van deze 19 oorlogen, waarvan de gevolgen niet altijd tot Europa beperkt bleven, braken er 16 uit tijdens de neergaande- en maar 3 tijdens de opgaande Jupiterfase. Dus geen verhouding van 2:1, zoals voor de 59 grote oorlogen geldt, maar 5:1.
De verhouding tussen het aantal doden tengevolge van deze grote Europese oorlogen die beginnen tijdens de neergaande Jupiterfase en die beginnen tijdens de opgaande Jupiterfase is meer dan 100: 1. Van alle verhoudingen krijg ik, als dubbele Weegschaal, slapeloze nachten. Vergeet niet dat in deze periode van 300 jaar slechts gedurende 27 jaar de Jupiter- Saturnus- en Uranusgolf tegelijkertijd dalen en gedurende 35 jaar gezamenlijk stijgen. De 7 oorlogen die uitbreken in die 9 % van de tijd dat deze 3 golven gelijktijdig dalen, zijn verantwoordelijk voor ruim 93 % van het totale dodental van deze groep.
Maar als de twee Wereldoorlogen, met hun enorme dodental, door louter toeval zijn begonnen tijdens de dalende Uranusgolf, kan je een onevenwichtige uitslag verwachten. Om deze twijfel weg te nemen presenteer ik het laatste overzicht.
Zo zien we dat de twee wereldoorlogen zeker geen uitzondering vormen. Alle Europese mega- oorlogen vertonen een sterk verband met de dalende (ingaande) fase van alle golven en groepen golven.
Het is dus goed te begrijpen waarom sommige mundane astrologen zoveel waarde hechten aan de cyclische indicatie.
Conclusie
Al het voorgaande overziend kunnen we het volgende noteren:
1. Kleine oorlogen breken op elk ongewenst tijdstip uit, ongeacht de fase van de cyclische indicaties.
2. Daar staat tegenover dat 89% van het totaal aantal doden vallen in oorlogen die beginnen tijdens de dalende Jupitergolf.
3. Dat komt vooral omdat van de 22 mega-oorlogen die verantwoordelijk zijn voor 82% van het totale dodental er 20 uitbreken tijdens de dalende Jupitergolf, verantwoordelijk voor 97% van de verliezen in deze groep.
4. In deze 22 mega-oorlogen kwamen 96% van de doden om het leven in de 19 oorlogen die uitbraken tijdens een overwicht aan dalende golffasen, en 75% in oorlogen die begonnen terwijl alle drie de golven daalden, hetgeen maar gedurende 9% van de tijd het geval was.
5. Want hoe erger de oorlogen, hoe vaker deze uitbreken tijdens de dalende fase van de cyclische indicaties (catastrofe-effect).
6. Om nog onbekende reden breken in Europa grote oorlogen verhoudingsgewijs nog vaker uit tijdens de neergaande Jupitergolf dan elders in de wereld. Er komen hier zelfs 143 maal zoveel mensen om het leven in de grote oorlogen die beginnen tijdens de dalende Jupitergolf dan in oorlogen die beginnen tijdens de stijgende Jupitergolf. Zelfs komt 93% van hen om het leven in de oorlogen die beginnen in de 27 jaar (9% van de tijd) waarin de fase van deze 3 golven tegelijkertijd dalende zijn.
De groep van 9 Europese mega-oorlogen, waarin 97% van de doden vielen van alle grote Europese oorlogen, vertoont zo’n sterk verband met alle golven en groepen golven, dat je er bijna stil van wordt. Er valt niet aan te twijfelen dat de cyclische indicatie voor ons werelddeel van grote betekenis is.
Hiermee is onze vooronderstelling dat de kwaliteit van ons bestaan, voor zover oorlogen daarop van invloed zijn, toeneemt tijdens de stijgende fase van de cyclische indicaties en afneemt met het dalen ervan, in ruime en zeer samenhangende mate, op dramatische wijze bevestigd.
Slotcommentaar
Van de meeste oorlogen is moeilijk precies na te gaan hoeveel doden er in werkelijkheid zijn gevallen. Het geschatte aantal doden geeft echter wel een indicatie voor de ernst van het conflict. De indeling van deze oorlogen in categorieën van toenemende kwaadaardigheid zal dan ook niet op bezwaren stuiten.
Alle historische achtergrondgegevens die voor dit onderzoek van belang kunnen zijn, zijn weggelaten. Zo weten we dat gedurende de bijna 3 eeuwen die dit onderzoek beslaat de wereldbevolking achtvoudig is toegenomen. Ook de methode van oorlogvoering is dramatisch veranderd gedurende deze drie eeuwen. Werd in de 18e eeuw de krijgskunst nog beoefend door beroepslegers van beperkte omvang, na de Franse Revolutie komen hele volkslegers op de been. Door de industriële revolutie worden deze bewapende manschappen omgevormd tot bemande wapens, met als gevolg de totale oorlog waarin doden in miljoenen worden geteld. Ondanks deze pijnlijke inflatie van de menselijke waardigheid leek het mij niet raadzaam om de categorieën bij te stellen door bijvoorbeeld de drempelwaarde voor grote oorlogen van de 20ste eeuw te verhogen. Onze pijngrens is ook niet evenredig toegenomen.
Wat echter uit dit onderzoek blijkt is duidelijk. Ik vind het ontroerend en geestverruimend te weten dat we zo intiem verbonden zijn met heel ons zonnestelsel. Duidelijk blijkt waarin onze zwakte ligt: onze cultuur is niet ingesteld op een overmaat aan ingaande planetaire fasen. Als we de uitgaande en ingaande helft van een cyclus zien als een dag en een nachthelft, dan zijn we kennelijk bang in het donker. Dat dit tot panische toestanden kan leiden, blijkt wel uit dit onderzoek.
(Einde tekst van 1993)
Discussie
Het is een goede gewoonte om alvorens een uitspraak te doen over de resultaten van een onderzoek, vooral als ze niet in het oog springen, die resultaten aan strenge tests te onderwerpen en indien mogelijk, het onderzoek met nieuw materiaal te herhalen. Ik heb echter alle oorlogen vanaf 1700, verzameld door polemologen, in één keer gebruikt. Ook een bezwaar van sceptische zijde was het geringe aantal oorlogen, te weinig voor statistisch onderzoek. Op mijn opmerking dat er toch zeker wel voldoende doden zijn gevallen is men niet ingegaan. Overigens heeft een statisticus verbonden aan het Centraal Planbureau, een economisch adviesorgaan van de Nederlandse regering, met zijn team aardig wat significanties aangetroffen. Hij zag de noodzaak van een statistische analyse niet in aangezien de feiten voor zichzelf spreken, naar zijn mening.
Ik liep dus dood met mijn onderzoek.
De enige scepticus die mijn conclusie kon waarderen was de astronoom Prof. Dr. Willem de Graaff. Hij schreef op uitnodiging van een Nederlands astrologisch tijdschrift (AstroFocus, september 1999): “Inderdaad zijn de uitkomsten van Doolaard’s onderzoek zeer indrukwekkend; hij heeft dat uitstekend aangetoond.” Zijn voornaamste kritiek betrof de Dertigjarige oorlog (1618-1648), hoewel die zich afspeelde buiten het tijdvak van mijn onderzoek. Hij vond dat deze oorlog geen verband zou hebben met stand van de buitenplaneten en riep daarom op voor enige terughoudendheid.
Op het volgende lijstje oorlogen ziet u dat deze oorlog wel degelijk een sterk verband toont met de drie golven, net als de overige mega oorlogen. Ik heb deze oorlogen niet in mijn onderzoek betrokken omdat ik 7 grote oorlogen in twee eeuwen wat weinig vond. Overbodig te vertellen dat de Jupitergolf er weer uitspringt. En ook de Boerenoorlog, die is net zo’n uitzondering als de Amerikaanse burgeroorlog.
Universele geschiedenis en het Catastrofe effect
In 1997 heb ik een overzicht ‘Universele geschiedenis’ gepubliceerd, van 3000 jaar ( van 612 BC. tot 2400 AD) met alle aspecten die UR, NE en PL met elkaar maken, en waarop alle SA-JU conjuncties staan genoteerd, met daarnaast aangegeven die perioden waarin de door mij gebruikte golven gemeenschappelijk stijgen of dalen, zoals b.v. tijdens WO I en WO II, voorzien van de belangrijkste culturele en politieke notities (280) voor het tijdvak 620 BC tot 2400 AD. Mijn hele boek op één pagina, voor de duidelijkheid in kleur.
Als we daarop alleen even kijken naar de jaren waarin alle drie de golven dalen en ons kortheidshalve beperken tot die keren dat dat gebeurt rond de PL-NE conjunctie (om de 493 jaar), dan storten er twee maal hele tijdperken in, zoals tijdens de val van Nineve (-612) dat geheel van de aardbodem werd weggevaagd, en de val van Rome in 410, waarmee er een eind kwam aan de klassieke beschaving. De andere keren vallen ook samen met zeer dramatische perioden, zoals het langdurige tijdperk van burgeroorlogen in Rome vanaf –133 tot –30. De eerste 55 jaren worden volledig gedomineerd door een overmaat aan dalende golffasen, evenals in dezelfde periode, 1000 jaar later, toen Vikingen, Hongaren en Saracenen het Avondland teisterden. Weer 500 jaar later bevinden we ons in de tweede helft van de Honderdjarige oorlog…
Sleutel
In 1999 heb ik een boeiende correspondentie gevoerd met Prof. Suitbert Ertel. Hij stelde voor mijn materiaal te testen door de oorlogen steeds allemaal een jaar eerder en later te laten uitbreken en dan te kijken wat er overblijft van het verband met de drie golven. Omdat de periode 300 jaar beslaat, betekent dat ik mijn onderzoek 300 maal zou moeten herhalen. Als het verband nergens zou worden geëvenaard of overtroffen dan zou mijn conclusie serieus moeten worden genomen. Nu is duidelijk te zien dat ik kan schuiven wat ik wil, maar ik krijg nergens de drie grootste oorlogen (WO I, WO II en de Napoleontische oorlogen) tegelijkertijd op de plekken waar alle golven dalen, m.a.w. het is als een sleutel die maar op één slot past.
Om toch aan Ertel’s voorstel tegemoet te komen, heb ik een grafiek gemaakt waarop te zien is hoeveel oorlogen er uitbreken in relatie tot de diverse golven, als ik ze 1 tot 6 jaar eerder en 1 tot 6 jaar later laat uitbreken.
De 3 grafieken aan de linkerkant laten zien hoeveel oorlogen er dan tijdens de dalende golffase uitbreken en de rechter hoeveel oorlogen beginnen tijdens de stijgende fase.
Als we kijken naar de eerste grafiek dan corresponderen de lijnposities onder het getal 0 met de werkelijke situatie. U ziet aan de corresponderende getallen op de verticale as dat er dan 20 van de 22 megaoorlogen uitbreken. Laten we de oorlogen 11⁄2 jaar eerder beginnen dan zijn het er nog maar 11, precies wat je zou verwachten als er geen verband is. Laten we de oorlogen een jaar later uitbreken dan verandert er niets. Dat komt omdat oorlogen meestal langer duren dan 1 jaar. Daarna zet de daling in. Na 4 jaar kom je uit op het verwachte gemiddelde, waaruit je op kan maken dat oorlogen gemiddeld zo’n 4 jaar duren. In de werkelijke situatie bevinden alle golven zich ver boven het verwachte gemiddelde. De reden waarom de Jupitergolf zo piekt komt omdat deze golf de kortste is van de drie en daarom functioneert als ‘trigger’.
De donkere staafjes in het midden geven het percentage weer van het aantal slachtoffers van het totaal, per golf. Met 100% zou de staaf tot bovenaan reiken.
De rechter 3 grafieken laten hetzelfde beeld zien maar dan tijdens de dalende golffasen. Als er geen correspondentie zou zijn dan zouden alle golven zich moeten bevinden rond de positie van de lijn van de verwachting. Ook zouden de verticale balkjes in de buurt daarvan moeten eindigen. Het contrast dat u ziet tussen de linker en rechter grafieken geeft de mate aan waarin de hypothese wordt bevestigd. Het gaat hier om 82% van alle oorlogsslachtoffers die er gevallen zijn in alle oorlogen van de laatste 300 jaar.
Historicisme
Een van de belangrijkste redenen waarom wetenschappers zich uiterst kritisch opstellen tegen mijn onderzoek, althans dat zouden moeten doen, zijn de bezwaren tegen het historicisme, verwoord door Karl Popper in The Open Society and its Enemies (1945) en in The Poverty of Historicism (1957).
Het boek van Campion The Great Year (1994) laat zien dat historicisme gedurende duizenden jaren van Westerse beschaving eerder regel dan uitzondering was, en nog steeds een grote rol speelt in het Westerse denken.
Historicisme veronderstelt dat de geschiedenis zich ontwikkelt aan de hand van onderliggende wetmatigheden. Dat heeft geleid tot de ontwikkeling van een aantal autoritaire denksystemen die een rampzalige invloed hebben gehad op de geschiedenis.
Toch heeft de mundane astrologie, vanuit historisch perspectief de moeder van alle astrologie waarvan André Barbault de moderne grondlegger is, naar mijn mening minder met historicisme te maken dan je op het eerste gezicht zou denken en wel om twee belangrijke redenen.
De eerste is dat de verbanden die dit onderzoek toont niet gezien kunnen worden als ‘wetmatigheden die aan de geschiedenis ten grondslag liggen’, want wetmatigheden verdragen geen uitzonderingen.
De tweede is dat de relatie aangetoond is, wat niet het geval is met historicistische theorieën. De mundane astrologie, ogenschijnlijk een historicistische dwaalleer, neemt een geheel eigen plaats in. Dat neemt niet weg dat dit onderzoek een ode is aan de klassieke filosofie en wat dat voor consequenties heeft, valt nauwelijks te overzien.
Vrede
Laten we niet vergeten dat er ook perioden van betrekkelijke vrede voorkomen, wat valt af te lezen aan figuur 4 en 10. Van 1720 tot 1734 bevinden we ons in het midden van de Rococo, een vreedzame, natuurlijke en vrouwelijke stijl (1997). Ook de laatste twee decennia van de 19de eeuw staan bekend om hun relatieve vrede, welvaart en vooruitgangsoptimisme.
Maar het beste moet nog komen. Tussen 2025 en 2042 zijn niet alleen alle drie de golven rijzend, maar komen we ook in de periode van het tweede deel van het langdurende sextiel tussen PL en NE, begeleid door een uitgaande driehoek en sextiel van Uranus (Doolaard 1997). Deze drie ingrediënten voor vrede, culturele vruchtbaarheid en verlichting zullen tegelijkertijd aanwezig zijn. Dat is niet eerder gebeurd sinds 600 v.C. Als ik vrede had kunnen kwantificeren dan had ik Golven en Vrede geschreven.
© Robert D. Doolaard, Amsterdam, september 2004
Eindnoten:
Onder grote oorlogen versta ik die oorlogen die méér dan 100.000 doden te betreuren geven, niet langer duren dan 10 jaar en minstens 25.000 doden per jaar veroorzaakt hebben. Dus een oorlog met 110.000 doden in 1 jaar (nr. 50) komt wel op deze lijst, maar de Noordse Oorlog tussen Zweden en Rusland van 1700-1721, met 382.000 doden, verwijs ik toch naar de groep gemiddelde oorlogen vanwege het lage jaarlijkse gemiddelde. Als we niet weten in welke jaren de strijd het hevigst was, heeft het minder zin een vergelijking te maken met de cyclische indicatie. Voor de groep van 22 mega-oorlogen met een miljoen of meer doden elk, heb ik geen enkele beperking aangebracht. Deze groep heeft zo’n sterk verband met alle drie de cyclische indicaties, dat het niet nodig was daar een ondergroep uit te zeven.
Ik heb 3 lijsten oorlogen die ik op verschillende onderdelen met elkaar heb vergeleken. Geen lijst is volmaakt al is die van William Eckhardt het meest nauwkeurig en uitgebreid. Eén oorlog heb ik op zijn lijst niet kunnen vinden (nr. 17) en een paar data heb ik moeten corrigeren. Soms wordt een groep oorlogen op de ene lijst samengevoegd tot één oorlog en op de andere lijst weergegeven als een aantal afzonderlijke oorlogen. Ieder doet dat blijkbaar naar eigen goeddunken, want geen van de samenstellers is daar helemaal consequent in. Zo vat Eckhardt de te onderscheiden Franse Revolutionaire oorlogen (nr. 6) en de Napoleontische oorlogen (nr. 7) elk samen. Bouthoul geeft daarin alle afzonderlijke oorlogen weer, misschien omdat hij Fransman is. Daar staat tegenover dat hij een aantal oorlogen die door Eckhardt apart gespecificeerd worden, samenvoegt tot één, zoals nr. 29 en 30. Alleen in deze twee gevallen volg ik de lijst van Bouthoul omdat ze, evenals 6 en 7 wat betreft dodental en historische impact duidelijk horen bij de mega-oorlogen. Ook heb ik de twee Balkanoorlogen die zich in twee opvolgende jaren afspeelden samengevoegd tot één (nr. 26) omdat ze qua impact duidelijk tot de grote oorlogen gerekend kunnen worden. Dan de Taiping opstand die uitbrak op het toppunt van de cyclische indicatie. Eckhardt vermeldt een beginjaartal (1860) dat een zetfout moet zijn. Tot slot, de laatste 3 oorlogen op de lijst heb ik zelf toegevoegd (SIPRI en PIOOM-databank). Deze veranderingen waarvan er een aantal onvermijdelijk en een aantal wenselijk waren, hebben uiteindelijk weinig invloed op het eindresultaat. Ik vermeld ze slechts voor de volledigheid.
De oorlog in Congo (1998-2000) is een grote uitzondering. Het is de enige keer dat een mega-oorlog uitbreekt tijdens eensgezind stijgende goffasen. Men kan tegenwerpen dat deze oorlog veel eerder is begonnen dan in 1998 omdat sinds de burgeroorlog in Rwanda in 1994 en de val van Mobutu de vele krijgsheren met elkaar slaags zijn geraakt. De strijd om territorium en grondstoffen duurt nog steeds voort. Toch heb ik deze oorlog op mijn lijst gezet wegens het grote aantal geschatte slachtoffers (tussen 11⁄2 en 21⁄2 miljoen in 2 jaar).
Er is sprake van overwegend uitgaand of ingaand als drie van de vier noteringen plusjes of minnetjes betreffen. Alleen wanneer zowel de Jupiter als de Saturnusgolf in gelijke fase verkeren dan is die fase altijd overwegend.
Half betekent dat er twee mogelijkheden zijn, zoals fifty-fifty, +- of -+.
De volgende tabel laat het aantal jaren zien waarin de Jupiter, Saturnus en Uranusgolven en groepen golven zich in de – of + fase bevinden.
JU wave
-149 +151
SA wave
-164 +136
UR wave
-88 +72
JU+SA waves
-92 +81
JU+SA+UR waves
-27 +35